-
1 grün
2 groen, jong, onervaren♦voorbeelden:sich grün und gelb, grün und blau ärgern • zich groen en geel ergerenjemanden grün und blau schlagen • iemand bont en blauw slaan¶ jemandes grüne Seite • iemands groene zijde, linkerzijdejemandem nicht grün sein • iemand niet mogen, moeten -
2 ärgern
ärgern♦voorbeelden:jemanden krank ärgern • iemand ziek makenjemanden bis aufs Blut ärgern • iemand het bloed onder de nagels vandaan halenjemanden ins Grab, zu Tode ärgern • iemand dood ergeren♦voorbeelden:1 〈 informeel〉 sich gelb und grün, grün und blau, schwarz ärgern • zich groen en geel, zich doodergerennicht ärgern, nur wundern! • kalmte kan je redden!ich ärgere mich an dem Kollegen, über den Kollegen • ik erger mij aan, over de collega
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский